zondag 29 augustus 2010

Het 'nieuwe' Stedelijk

Jawel, gelukkig, het leek wel alsof het nooit meer zou gebeuren: het Stedelijk is goddank weer open.
Ik had een enorme rij verwacht, maar behalve Joost Zwagerman en familie (?) waren er niet eens zo veel belangstellenden. Je kon zo doorlopen, temeer daar de entree GRATIS was.
Ik heb het gemist, zo'n plek waar je doelloos kunt rondlopen, zoals ik vijftien jaar geleden zo vaak heb gedaan, in de bloei van mijn leven, genietend van de kunst en af en toe achter de kunstminnende meisjes aan.
Nu doe ik dat niet meer, uiteraard. Ik ben nu von Kopf bis Fuss auf Kunst eingestellt. En op de camera's in de zalen, soms twee op tien vierkante meter. En op de suppoosten met hun oortjes. Een presteerde het me volslagen te negeren, terwijl ik op minder dan een meter voor hem stond en vroeg waar de wc was. Ik vroeg het hem tot driemaal toe, maar hij bleef om zich heen kijken alsof hij the president of the United States moest beschermen en geen tijd had voor dit soort gezeik.
De trap was er nog, maar de kneuterige balies aan de zijkant waren verwijderd, er was nu één balie in het midden. Verder zag ik geen wezenlijke verandering. Ja, er was iemand met een pot witte verf flink bezig geweest, en er waren wat lelijke lampjes in de muur gemonteerd die indirect licht gaven, en het restaurant, eens de leukste plek van het Museum waar ik grandioze openingen heb mogen meemaken, was verminkt door alle ramen dicht te spijkeren en wit te sauzen. Verder had een of andere idioot overal gipswandjes geplaatst. Wat is er mis met muren? En de tussenverdieping op de trap, die ik vroeger vaak gebruikte om eindelijk een versierpoging af te ronden, was ook al weg. Waarom?
Nee, qua architectuur is het geen verbetering. Al kreeg je hier en daar wel een mooi doorkijkje, en kun je er over twisten of het misschien wel verstandig is geweest de boekhandel te verwijderen op de eerste verdieping ten gunste van een glaswand waardoor je de druilerigheid van Amsterdam kunt aanschouwen.
De kunst beviel me, al was hij voornamelijk conceptueel. Koude kunst, eigenlijk. Veel kunst om bij na te denken en 'ja, ja' te mompelen. Kunst opgehangen door een frigide mevrouw uit New York. Maar wel slimme kunst, geen flauwekul. Met één lichtende uitzondering, dat wil zeggen, een kunstwerk dat rauw op het gemoed werkt, de documentaire van Renzo Martens over Afrikanen die moesten leren genieten van hun ongeluk, onder het motto: 'Enjoy Poverty Please'. Er zit voor jou toch niets anders op, zei hij ze recht in het gezicht. En: 'Ik dank jullie dat ik heb mogen genieten van jullie armoede.' Het was de openingsfilm van een IDFA, misschien die van vorig jaar. Martens heeft er veel kritiek op gehad, maar ik vind het een perfecte documentaire. Het cynisme van de media die de 'uitgehongerde kinderen en verkrachte vrouwen' filmen en van de managers van NGO's die zelf in vijfsterrenhotels slapen terwijl ze 'goed komen doen' in hartje Congo, is oneindig veel groter dan dat van Martens. Die spoort een paar jonge Congolezen aan vooral arme, verkrachte en/of zieke mensen te kieken, misschien dat dat beter verkoopt dan de party pics die ze normaal gesproken maken. Daarvoor gaat hij met ze naar Artsen Zonder Grenzen, of ze wat leed mogen fotograferen. Nee, dat mag niet. 'Maar waarom mogen fotografen van The New York Times en Le Monde dat dan wel?' vraagt Martens. Omdat die betere foto's maken, antwoordt de arts.
Er was genoeg te zien in het Stedelijk. De teksten die een kunstenaar - wie ook weer? - in de grote zaal had gemaakt, bevielen me, het waren esthetisch fraai vormgegeven 'trappen in je smoel'. Je moest ze geduldig 'de hele zaal rond lezen', zo groot was het corps van enkele citaten. Ik meen me er een van Orwell te herinneren, iets als: Thinking about the future I see a boot smashing my face on and on', of iets dergelijks.
Fotograaf Gert-Jan Kocken, waarvan ik eens een portfolio publiceerde in Credits, liet enkele interessante foto's van 'objets trouvées' zien, en je mocht twee posters van hem meenemen. De zaal waarin je je naam op de muur kon laten noteren nadat een museummedewerker je lengte had afgemeten beviel me ook. Als CONCEPT werkte ook de serie lege zalen prima, het schiep verwachtingen van iets groots. Eindelijk weer! Mij beviel die onnadrukkelijkheid van de presentatie wel, dat doordachte. Geen ego-tripperij à la Fuchs. Die mevrouw Goldstein was nergens te zien.
Maar die restauratie van het gebouw, nee. Hij deed me te veel aan de schandalige over-verfbeurt van Who's Afraid of Red, Yellow and Blue denken die Wim Beeren bijna de kop kostte. Lelijk oververven, en dan een dikke rekening indienen.
Wat mij betreft hadden ze het hele oude gebouw mogen afbreken en een wat avontuurlijker architect mogen kiezen. Gehry of zo. Jean Nouvel. Zaha Hadid. Nee, niet Richard Meijer. Of, ja natuurlijk: Koolhaas. Hoewel, die Kunsthal..



1 opmerking:

  1. Een prachtig stuk. Ik meen dat onze vriend Stanley Brouwn op deze tentoonstelling ook weer een rol speelt?

    BeantwoordenVerwijderen