vrijdag 17 september 2010

De creativiteit van Henk Oosterling

Tijdens een conferentie over de wijkaanpak en broedplaatsen in Broedplaats De Vlugt kwam de Rotterdamse filosoof Henk Oosterling - wit overhemd, zwart vestje en grijze paardenstaart - vertellen over zijn projecten in de Bloemwijk in R'dam. Hij leidde zijn verhaal, dat hij in sneltreinvaart vertelde met veel terloopse grappen en esprit, in met een bespiegeling over creativiteit. In onze tijd worden termen gehanteerd als 'dienend leiderschap' en Verlichtingsfundamentalisme', zei hij, innerlijke tegenstrijdigheden die duiden op het vastlopen van het Denken. Herstel: het discours, want Oosterling, die de s uitspreekt, is duidelijk een aanhanger van het Frans filosofisch denken. We zitten nog vast aan de negentiende-eeuwse opvatting van het kunstenaarschap, oordeelde hij, met de kunstenaar als talentvol individu, als creatief genie. 'Maar we leven in de 21e eeuw, iedereen is creatief, het individu is passé!' Nu moeten we creativiteit zien als 'een knooppunt van relaties'. 'Creativiteit bestaat niet in, maar tussen de mensen.' Waarna Oosterling ongeveer vijftien minuten wijdde aan de manier waarop hij in de Bloemwijk een heel netwerk had opgezet dat de leefbaarheid in die Vogelaarwijk had verbeterd en duizend bloemen van creativiteit had doen bloeien. Een grootse prestatie, daar niet van. Wel zei hij er eerlijk bij dat hij er immens veel energie in had gestoken en er voortdurend achteraan had moeten zitten.
Eigenlijk leverde hij zo zelf het bewijs voor de onjuistheid van zijn stelling. De ene mens is wel degelijk getalenteerder dan de ander, creatiever, gedrevener. Ja, iedereen is creatief, maar sommige mensen zijn creatiever dan anderen. Zonder Oosterling had dat hele project niet bestaan.
Mijn haren gaan overeind staan als ik dit soort ge-OH moet aanhoren. Het eenzame genie zou niet bestaan? Onzin. Zonder eenzaamheid kan er niets betekenisvols tot stand komen in de kunsten. Ik protesteer ook tegen de inflatie van het begrip creativiteit door het opzetten van moestuintjes en het bereiden van bakhlava's ook al creatief te noemen, net als de 'wijkaanpak' van al die belangenbehartigers. Ik beluisterde in Oosterlings democratisering van de creativiteit en devaluatie van het individu ook de gevaarlijke tendens de kunstenaar die zich niet sociaal wil inzetten te veroordelen. Juist in de concentratie, de monnikentoewijding, ontstaat grote kunst. God bewaar als de kunstenaar daarnaast ook nog een buurtproject moet gaan opzetten van geveltuintjes of een cursus fotografie voor allochtone vrouwen.
En toch, daar gaat het heen, want als je niets met anderen te maken wilt hebben, mag je niet meer in een broedplaats een atelier huren. En de ambtenaren in de zaal stemden van harte met Oosterling in: je moet nuttig zijn, net als wij.
Ik bespeurde een enorm dedain voor kunstenaars, en een totaal onbegrip voor wat kunst eigenlijk is.

Beeld Hal Werk

In een grote, tochtige fabriekshal in Amsterdam Noord stond werk van de fine fleur van de Nederlandse beeldhouwkunst bij elkaar, samengedreven als asielzoekers in een opvanghuis, in afwachting van definitieve uitzetting.
Waarom was maar een kwart van de hal gebruikt? Dat versterkte de indruk van onvrijwilligheid, want de beelden stonden te krap op elkaar, er was geen lucht. En eerlijk gezegd, de rauw-industriële omgeving was ook even wennen.
Maar wat een collectie! Carel Visser, Wessel Couzijn, Joep van Lieshout, Adam Colton, Jan van de Pavert, enfin, noem een beeldhouwer van betekenis en hij/zij was er. Typisch, ik herinner me nu alleen mannen, maar de vrouwelijke kunstenaars waren net zo krachtig aanwezig.
Alleen Folkert de Jong was er niet. Misschien te kwetsbaar materiaal.
Alle lof, zo veel meesterwerken bij elkaar te krijgen, op zo'n onorthodoxe plek. En dat voor maar 5 euro!

Office of Contemporary Art

Op een industrieterrein in Sloterdijk bevindt zich een bakstenen gebouw van twee verdiepingen dat er op het eerste gezicht precies zo uitziet als al die andere nondescripte blokkendozen daar, maar op de gevel prijkt in plaats van de naam van een autospuitbedrijf of kledingmerk: Office of Contemporary Art. Een naam die doet denken aan de tijden van het Futurisme, toen kunstenaars er in krijtstreep als business men bijliepen, een vorm van mimicry die later nog wel vaker is uitgevoerd, meestal op een gewild lollige manier. De kunstenaar als zakelijk ondernemer, dat idee.
De oprichters van dit 'kantoor' werken echt als een onderneming, zelfs een soort 'groothandel' in de kunst, onder het welbekende motto 'Samen staan we sterk', maar zonder het zo banaal te verwoorden. De kunstenaars Folkert de Jong en Fendry Ekel en spin-in-hetkunstweb Astrid Honold (feitelijk opereert ze als agent en als organisator van exposities) hebben er succes mee: Folkert de Jong is in enkele jaren uitgegroeid tot een internationaal erkend kunstenaar, Fendry Ekel exposeert nu ook al in NY. Daarnaast hebben zich nu een aantal kunstenaars uit Nederland (Femke Schaap), België, en zelfs Indonesië en ik meen China aangesloten, die allemaal, zo vertelde Astrid ons, 'kwalitatief zijn getoetst' voor ze mochten toetreden tot het Office. Achter de deur van bedrijfsgebouw bevinden zich een atelier en een expositieruimte, maar die laatste is alleen toegankelijk voor de tussenhandel, musea, particuliere verzamelaars en dergelijke. Een pure business-to-business aanpak dus. Omdat ik Folkert had gevraagd voor de Broedplaatsenkrant BREED, Kato Tan hem had gefotografeerd en Iwan Daniels BREED had gelayout, mochten we een kijkje komen nemen.
Het viel me op hoe bloedserieus en welbespraakt Astrid het concept aan ons 'verkocht'. Ze komt uit Duitsland, maar dat doet er niet toe, ze draagt het idee dat een kunstenaar zijn werk 'in de markt moet zetten' met businessplan en al uit als een echte believer. Wel maken Folkert c.s. voornamelijk kunst, en is Astrid voornamelijk verantwoordelijk voor hun vooruitkomen in de wereld. Ze heeft als enige een echt kantoor, dat er ook helemaal uitziet als een echt kantoor, inclusief bureau, bureaustoelen en allerlei randapparatuur, maar het zou ook een installatie kunnen zijn van een echt kantoor. Zij deed in ieder geval wel of het een echt kantoor was.
De collectie bestond uit een aantal beelden van Folkert, schilderijen van Fendry, en divers werk van de anderen. Onder meer het prachtige beeld van Folkert 'We deal, you lose', waarin een zwarte harlekino een buiksprekerspop bij de keel voor zich uit houdt, omringd door allerlei onheilsgevogelte, en nog een beeld waarvan de naam me is ontschoten van allerlei gemartelde figuren dat binnenkort naar een Ensor-tentoonstelling gaat. Aan diens maskers doet Folkerts werk me sterk denken, alleen dan in 3-D. Een macaber carnaval van grimassende, sadomasochistische figuren, en een sarcastisch, misschien licht paranoïde commentaar op The State of Things. Ik moet ook altijd aan Jake en Dinos Chapman denken met hun gemaltraiteerde plastic figuren, al werkt Folkert met het giftige polystyreen. Een groot kunstenaar, Folkert. We ontmoetten hem ook even, hij bleek met een accent te spreken. Westfries, geloof ik.
Fendry Ekel schildert monumentale beelden, geladen met historische betekenis. Speels en dreigend tegelijk. Willem Oltmans as George Washington. Er was ook werk van Remy Jungermann en Narcisse Tordoir, al even literair en vol 'gelaagdheid'.
Astrid zei: 'Deze kunstenaars verafschuwen de pose'. En inderdaad, het is een absoluut integere, bewonderenswaardig daadkrachtige onderneming, The Office.

donderdag 2 september 2010

Stedelijk, vervolg

Ik heb me vergist: Ann Goldstein komt niet uit NY, maar uit LA.
En frigide, daar weet ik niks van.
Ze lijkt me eigenlijk wel sympathiek en bekwaam, als ik het interview in de NRC van 27 augustus lees.
Het verdriet en de bittere woede van de oud-Stedelijkgangers heeft ze zich aangetrokken, zegt ze. Heel goed. Ze wilde zo snel mogelijk weer open. Maar niet te snel, want ze is een Haan, in de Chinese astrologie.
Alleen, van die gratuite uitspraken als: 'Wat mij drijft, is doen wat historisch noodzakelijk is' of 'Jij moet dat doen waarvan jij denkt dat het goed is', daar schieten we niks mee op. Tautologieën.
Zij laat zich leiden door 'een innerlijk kompas'. Niet door bezoekersaantallen en persaandacht, maar door 'een eigen, meer inhoudelijke definitie van succes.'
Eigenlijk staat er niks, maar het klinkt goed.
De eerste expositie was het aanzien waard, dus dat innerlijk kompas is in orde.


zondag 29 augustus 2010

Het 'nieuwe' Stedelijk

Jawel, gelukkig, het leek wel alsof het nooit meer zou gebeuren: het Stedelijk is goddank weer open.
Ik had een enorme rij verwacht, maar behalve Joost Zwagerman en familie (?) waren er niet eens zo veel belangstellenden. Je kon zo doorlopen, temeer daar de entree GRATIS was.
Ik heb het gemist, zo'n plek waar je doelloos kunt rondlopen, zoals ik vijftien jaar geleden zo vaak heb gedaan, in de bloei van mijn leven, genietend van de kunst en af en toe achter de kunstminnende meisjes aan.
Nu doe ik dat niet meer, uiteraard. Ik ben nu von Kopf bis Fuss auf Kunst eingestellt. En op de camera's in de zalen, soms twee op tien vierkante meter. En op de suppoosten met hun oortjes. Een presteerde het me volslagen te negeren, terwijl ik op minder dan een meter voor hem stond en vroeg waar de wc was. Ik vroeg het hem tot driemaal toe, maar hij bleef om zich heen kijken alsof hij the president of the United States moest beschermen en geen tijd had voor dit soort gezeik.
De trap was er nog, maar de kneuterige balies aan de zijkant waren verwijderd, er was nu één balie in het midden. Verder zag ik geen wezenlijke verandering. Ja, er was iemand met een pot witte verf flink bezig geweest, en er waren wat lelijke lampjes in de muur gemonteerd die indirect licht gaven, en het restaurant, eens de leukste plek van het Museum waar ik grandioze openingen heb mogen meemaken, was verminkt door alle ramen dicht te spijkeren en wit te sauzen. Verder had een of andere idioot overal gipswandjes geplaatst. Wat is er mis met muren? En de tussenverdieping op de trap, die ik vroeger vaak gebruikte om eindelijk een versierpoging af te ronden, was ook al weg. Waarom?
Nee, qua architectuur is het geen verbetering. Al kreeg je hier en daar wel een mooi doorkijkje, en kun je er over twisten of het misschien wel verstandig is geweest de boekhandel te verwijderen op de eerste verdieping ten gunste van een glaswand waardoor je de druilerigheid van Amsterdam kunt aanschouwen.
De kunst beviel me, al was hij voornamelijk conceptueel. Koude kunst, eigenlijk. Veel kunst om bij na te denken en 'ja, ja' te mompelen. Kunst opgehangen door een frigide mevrouw uit New York. Maar wel slimme kunst, geen flauwekul. Met één lichtende uitzondering, dat wil zeggen, een kunstwerk dat rauw op het gemoed werkt, de documentaire van Renzo Martens over Afrikanen die moesten leren genieten van hun ongeluk, onder het motto: 'Enjoy Poverty Please'. Er zit voor jou toch niets anders op, zei hij ze recht in het gezicht. En: 'Ik dank jullie dat ik heb mogen genieten van jullie armoede.' Het was de openingsfilm van een IDFA, misschien die van vorig jaar. Martens heeft er veel kritiek op gehad, maar ik vind het een perfecte documentaire. Het cynisme van de media die de 'uitgehongerde kinderen en verkrachte vrouwen' filmen en van de managers van NGO's die zelf in vijfsterrenhotels slapen terwijl ze 'goed komen doen' in hartje Congo, is oneindig veel groter dan dat van Martens. Die spoort een paar jonge Congolezen aan vooral arme, verkrachte en/of zieke mensen te kieken, misschien dat dat beter verkoopt dan de party pics die ze normaal gesproken maken. Daarvoor gaat hij met ze naar Artsen Zonder Grenzen, of ze wat leed mogen fotograferen. Nee, dat mag niet. 'Maar waarom mogen fotografen van The New York Times en Le Monde dat dan wel?' vraagt Martens. Omdat die betere foto's maken, antwoordt de arts.
Er was genoeg te zien in het Stedelijk. De teksten die een kunstenaar - wie ook weer? - in de grote zaal had gemaakt, bevielen me, het waren esthetisch fraai vormgegeven 'trappen in je smoel'. Je moest ze geduldig 'de hele zaal rond lezen', zo groot was het corps van enkele citaten. Ik meen me er een van Orwell te herinneren, iets als: Thinking about the future I see a boot smashing my face on and on', of iets dergelijks.
Fotograaf Gert-Jan Kocken, waarvan ik eens een portfolio publiceerde in Credits, liet enkele interessante foto's van 'objets trouvées' zien, en je mocht twee posters van hem meenemen. De zaal waarin je je naam op de muur kon laten noteren nadat een museummedewerker je lengte had afgemeten beviel me ook. Als CONCEPT werkte ook de serie lege zalen prima, het schiep verwachtingen van iets groots. Eindelijk weer! Mij beviel die onnadrukkelijkheid van de presentatie wel, dat doordachte. Geen ego-tripperij à la Fuchs. Die mevrouw Goldstein was nergens te zien.
Maar die restauratie van het gebouw, nee. Hij deed me te veel aan de schandalige over-verfbeurt van Who's Afraid of Red, Yellow and Blue denken die Wim Beeren bijna de kop kostte. Lelijk oververven, en dan een dikke rekening indienen.
Wat mij betreft hadden ze het hele oude gebouw mogen afbreken en een wat avontuurlijker architect mogen kiezen. Gehry of zo. Jean Nouvel. Zaha Hadid. Nee, niet Richard Meijer. Of, ja natuurlijk: Koolhaas. Hoewel, die Kunsthal..



vrijdag 9 juli 2010

Deleuze 2

Ook het tweede deel van de Deleuze-expositie bezocht, in Nieuw Dakota, een nieuwe tentoonstellingsruimte vlakbij de aanlegsteiger van de NDSM-pont in Amsterdam-Noord. De naam is gekozen vanwege de associatie van de Amerikaanse staat met een desolate plek, vertelde een medewerkster; maar zo desolaat is het daar niet meer, met de van creativiteit (en een skatebaan) gonzende NDSM-werf, de IJ-kantine, Noorderlicht en het Kraanspoor in de buurt. Nee, Noord is the place to be. Zo'n plek als je in Berlijn of Londen fantastisch vindt, en hier misschien niet genoeg waardeert.
Nieuw Dakota is de helft van een voormalige metaalwerkplaats, verbouwd met de nodige gemeenschapsfondsen tot een lichte, witte, open ruimte met een hoog zadeldak. Dezelfde kunstenaars als in Frankendael exposeerden hier, weer onder de vlag 'The smooth and the striated', vrij vertaald 'Het gladde en het gerubriceerde', ofwel het natuurlijke, stromende en het door mensen ingedeelde. Een titel van een artikel van Deleuze en Guattari. Maar wat een gepuzzel! Omdat er geen naam of titel stond vermeld, mocht je aan de hand van een genummerde plattegrond in een boekje de kunstenaar en het werk opzoeken. Gelukkig kun je ook genieten van het werk zonder hun cv en nogal prozaische uitleg van hun werk tot je te nemen. Zoals de installatie van Saskia Noor van Imhoff die dit keer 'het negatief' van haar doos in Frankendael op de grond exposeert, of de weer schitterende foto van ... ja, van wie was die ook weer? Het boekje moest namelijk daar blijven, 'we hebben er niet zo veel meer'. Wel herinner ik me nog drie gezeefdrukte foto's van de Atacama-woestijn in Chili, gemaakt door Persijn Broersen & Margit Lukács. Heel mooi, maar ik heb die woestijn in het echt gezien, en dan is hij nog veel mooier, dus wat dat betreft: natura artis magistra.
Maar dat 'werken met een thema', waar is het eigenlijk goed voor? Eerder voor de reputatie van de tentoonstellingsmaker dan voor de kunstenaars, denk ik. Want de relatie met de rizhomen van Deleuze en Guattari is gezocht, hij komt niet natuurlijk uit het werk van deze kunstenaars voort. 'We hebben Deleuze en zijn invloed op de kunst: wie kunnen we daar eens bij zoeken?' Goddank wordt er in het tentoonstellingsboekje bij de toelichting op de werken verder met geen woord over de Franse denker gerept, en kunnen ze ook heel goed zonder. Dus ach, Deleuze als alibi, prima. Het is in elk geval een mooie tentoonstelling.
Overigens is er bij de buren nog een mooie tentoonstelling te zien in de Motive Gallery, die er pal naast zit, in een ruimte die exact het spiegelbeeld is van Nieuw Dakota. Daar heeft Irene Kopelman, een kunstenaar uit Argentinië, de natuur gearchiveerd in kunst. Ze heeft bijvoorbeeld fossielen uit Artis en een lava-formatie uit Hawaï eerst zorgvuldig gedocumenteerd (nagetekend en genummerd) en vervolgens minitieus nageboetseerd en gebakken in klei. Ze refereert aan de Duitse filosoof Friedrich Schelling die in 1807 vond dat de kunst een visuele verbinding vormt tussen de ziel en de natuur. Whatever, het ziet er indrukwekkend uit. Iets frivoler is het werk van de Franse kunstenaar Pierre Leguillon, die 'A Silent Show' organiseert met posters van bekende beelden: landschappen, een schilderij van David, een hand vol dobbelstenen, en zo voorts: de geschiedenis als een verzameling heterogene beelden waartussen je zelf het verband mag zoeken. Een stille parade dus.
Toch fantastisch dat er steeds meer van dit soort plekken zijn, zeker nu het Stedelijk nog altijd niet open is gegaan, waar je wordt geprikkeld en geamuseerd in een cerebrale, gevoelige en esthetisch uitdagende carroussel van beelden en gedachten.
www.nieuwdakota.com, www.motivegallery.nl

zaterdag 3 juli 2010

Inez & Vinoodh 2

Een mooi, voorbeeldig gevormd meisje - waarom werken die altijd in de kunst, nee, rond de kunst? (in de kunst bewegen zich vaker vrouwen die de relativiteit van schoonheid aan den lijve hebben ondervonden) - leidde een gezelschap 'creatieven' gisteren rond door de tentoonstelling van Inez en Vinoodh in FOAM. Dat had Vincent Jobse georganiseerd, een vriend van me. Hij is de initiator van de site www.vindcreatieven.nl, waarop fotografen, vormgevers, reclamemakers en andere mensen die werken in de 'toegepaste creativiteit' in contact kunnen komen met elkaar en met opdrachtgevers. Als uitvloeisel van een 'netwerk-event' kregen we een kleine tour.
Zo leerde ik dat Inez en Vinoodh niet vanaf de jaren negentig, maar al vanaf medio de jaren 80 met elkaar samenwerken. Sterker nog, volgens hun eigen mythevorming zijn ze sindsdien nooit langer dan drie uur van elkaar gescheiden geweest. Ze zijn getrouwd en hebben een schattig zoontje, waarvan ik me de naam helaas niet herinner, maar er hangt een foto van op de expositie. De gids waagde zich niet aan een algehele duiding van hun werk, maar vertelde wel enkele bijzonderheden die me mijn mening doen herzien. Ik wist dat Inez en Vinoodh al voor het Photoshop-tijdperk pioniers waren in de beeldmanipulatie. In de tentoonstelling hangen de foto's waarin mannen vrouwenhanden hebben, vrouwen mannenvoeten of waar anderszins 'iets mee aan de hand is' (of aan een ander lichaamsdeel). Deze androgyne, bizarre wezens hangen tussen de 'gewone' portretten en modeseries door. Maar dit gemanipuleer bleef toch gratuit voor me, tot we bij 'Final Fantasy: Wendy' kwamen. Daar vertelde het FOAM-meisje dat Wendy bij een serie hoort van 'Final Fantasies', die zijn ontstaan in een tijd dat er een gruwelijke kindermoordenaar actief was, en ze wees erop dat Wendy de mond heeft van een achtentwintigjarige man, net zoals de dader. Dader en kind zijn in deze 'Final Fantasy' dus één geworden. Het beest in het kind, het kind in het beest... er opent zich een hele demonische keten van verontrustende gedachten.
Dat de fotografie de mogelijkheid biedt voor een opheffing van grenzen en zo voor een versmelting van identiteiten, en als gevolg daarvan aanzet tot het denken over het begrip identiteit zelf, dát is het vernieuwende van Inez en Vinoodh. Hun hele werk gaat over het begrip 'identiteit', en vooral over het relatieve daarvan. En over de fantasie, die die verschuivingen in identiteit kan visualiseren in een medium dat daarvoor vooral een registratie was van de realiteit, uitzonderingen daargelaten.
Misschien niet toevallig was ook een jonge vrouw aanwezig, de Britse Kim die al achttien jaar in Nederland woont. Zij werkte als Paintbox-expert in de beginjaren samen met Inez en Vinoodh . Vreselijke mierenneukers zijn het, verzekerde ze met licht Engels accent, en dat moet ook wel, hun werk eist dat perfectionisme van ze. Het knappe is dat ze hun visie hebben weten op te leggen aan een wereld van ongelovigen. Inmiddels hebben ze zo'n status dat ook commerciële opdrachtgevers hen carte blanche geven, vertrouwend op hun genie.
(Nee, je mag dit absoluut geen nichtenkunst noemen. Het is geen camp, wel een heel koude kunstvorm.)
Nu zie ik ook de modefotografie als meer dan 'de prostitutie van de ware kunst'. De opgave van de modefotografie is kleding op te voeren als personage in een vertelling, een bedwelmende fantasie die de verleidelijkheid van de kleding verhoogt omdat ze degene die hem draagt een nieuwe identiteit kan geven. Modefotografie kan esthetisch bevredigend zijn. Al blijft er voor mij toch een soort leegte. De maker is wel aanwezig in de enscenering, maar blijft toch op de achtergrond, als een poppenspeler die zijn marionetten bespeelt.

vrijdag 2 juli 2010

Kunst in Almere

Wij gingen naar Almere om De Paviljoens te zien, Japie en ik, de uitvreter. De Paviljoens zijn ooit op een Documenta gebruikt, dacht ik, maar nu staan ze in Almere, vlakbij het station. Je moet eerst over de 'Metropoolweg' (er schijnt een goed betaalde namencommissie in Almere te zijn, zegt Jaap, die er gewoond heeft), vervolgens door een stukje braakland langs de Blowboot, die veel meer bezoek heeft dan de Paviljoens die er achter liggen. Dat zijn drie hangars op pootjes, verdomd warm op deze zomerdag. Een oergezond Hollands meisje, echt zo'n blakend poldermeisje met appelwangen, aan de kassa, met een ventilator erbij. Jaap zei: 'Het is wel warm vandaag.' Waarna het meisje grimmig opmerkte: 'Ik zei vandaag nog tegen iemand: Nederlanders hebben altijd wat te zeiken!' En, alsof we het nog niet begrepen: 'De ene keer is het te koud, de andere keer te warm..'
De tentoonstelling ging over 'De Nederlandse identiteit'. Dat vond een Volkskrant-journalist erg gewaagd, in Almere, PVV-nest bij uitstek. Maar er is zelden iets gewaagds aan kunst. Zoals ze de blowers in hun Blowboot laten zitten, zo laten ze ook de kunstliefhebbers en kunstenaars in hun eigen reservaat met rust.
Er deden maar drie kunstenaars mee aan deze expo, die dus wel een erg veelomvattend concept hanteerde. Wat ze te zeggen hadden over de Nederlandse identiteit, ik zou het niet direct kunnen zeggen, maar we kregen een hele syllabus mee, dus als ik die heb doorgenomen zal ik het alsnog doorgeven. Job Koelewijn alleen was al de omweg waard. Hij had een witte, met zwart schuim gecapittonneerde doodskist gemaakt waarin je hem staande een aantal meesterwerken uit de literatuur kon horen voordragen. En een muur van zeep, iets met Zwitsal babyzalf, en vooral het werk 'Jump', een kamer met spiegels aan alle wanden, en op de bodem een grasperk doorsneden door een slootje. Je zag jezelf (en Jaap) honderden malen weerspiegeld in dit oerHollandse weidelandschap, alsof je identiteit een spiegelpaleis is...
Marien Schouten exposeerde keramiek en een reusachtige glaswand van kathedraalglas, en David Jablonowski enkele werken met zeventiende-eeuwse afbeeldingen en aluminiumplaten. Toen ik daar doorheen had gebladerd, was het meisje boos. 'Ik had nog ZO gezegd: nergens aankomen!' Maar ze bleef niet kwaad, dat ligt niet in Hollands' aard.
Een moedige expositie, toch wel! Conceptual art, dat wil de PVV natuurlijk als eerste opruimen.
Vervolgens bekeken we natuurlijk ook nog even het nieuwe stadshart van Almere, 'De Citadel' van Rem Koolhaas' bureau OMA. Ze hebben de straten van het centrum bij het Weerwater laten oplopen, dat is al een vondst, en een architectuur geschapen tussen shopping mall en woonwijk, met daken van gras. Door het gebruik van golvende lagen rode baksteen deed het geheel me aan Fred Flintstone denken. De kapsels van sommige bewoners ook, trouwens. Het is een lovenswaardig stadsvernieuwingsproject, zeker. Maar om de burgemeester van Almere, Annemarie Jorritsma, te parafraseren: 'Almere is een mooie stad, alleen jammer dat er zo veel Almeerders wonen.'

Deleuze op Frankendael

Gisteren ben ik naar een perslunch op Huize Frankendael geweest. Toen ik aankwam op dat lommerrijke, wonderschone buiten werd ik door een zeer representatieve jonge vrouw over een trap naar boven geleid, daarna door het prachtige huis (uit de 17e eeuw, en perfect geconserveerd), weer een trap af, daarna door de bijkeuken en het restaurant, om uit te komen in de mooie geometrische landschapstuin waar heel de non-actieve Watergraafsmeer bij goed weer zit koffie te leuten met hun na- en voorgeslacht. 'Leuk', zei ik, 'Maar dan had ik toch net zo goed om het huis heen kunnen lopen?' Dat beaamde ze, maar, zei ze, 'nu heb je het huis vast even gezien.'
Er zaten drie leuke vrouwen te wachten aan een van die houten Bierstube-tafels die inmiddels salonfähig zijn geworden op Amsterdamse terrassen, alle in zomerjurk. Een ervan was Jacqueline Grandjean van de Stichting Frankendael, of de Frankendael Foundation, of Huize Frankendael. Zij organiseert exposities in het landhuis, om zo de moderne kunst - hedendaagse - een dialoog te laten aangaan met de stijlvolle omgeving waar het nog gonst van de vergeten geschiedenissen. Dat vind ik altijd een goed idee, tenslotte komt kunst altijd het best tot zijn recht in een omgeving waar geleefd wordt/ is, als een insluiper die de hele zaak ontregelt en des te meer opvalt door zijn insubordinatie in die verraderlijk burgerlijke setting.
Overigens heeft Frankendael een erg goed restaurant, Merkelbach, vernoemd naar de stadsarchitect Ben Merkelbach die nog in Huize Frankendael heeft gewoond. Net als de familie Van Vliet die De Kring heeft opgericht, althans, dat vertelde Jacqueline. In die tijd, tot de jaren negentig aan toe, ontvingen ze daar the likes of Peter Schat, Harry Mulisch en Cees Nooteboom die daar 'pétanque' speelde. (Nooteboom speelt natuurlijk geen jeu de boules). De oude mevrouw van Vliet slijt haar dagen nu ergens in Jerusalem, een aanpalend wijkje, in een vast erg kleine en benauwde accomodatie in vergelijking tot haar door de gemeente geconfisceerde landgoed.
Tegenover Jacqueline zat aan de linkerkant een leuke journaliste van Tableau en Residence, en daarnaast Prof. Dr. Patricia Pisters, een Deleuze-kenner met een zonnige uitstraling en klassieke gelaatstrekken en fysiognomie. Zij organiseert een congres over de Franse filosoof Gilles Deleuze, maar samen met Jacqueline ook een expositie in Frankendael en in Nieuw Dakota, een kunstplek die ik nog niet heb bezocht op de NDSM-werf.
Van de expo in Frankendael, getiteld 'The smooth and the striated' is nog niet zo heel veel te zien, want hij gaat pas op 2 juli open (tot 1 augustus). De kunstenaars hebben zich laten inspireren door de plek, zoals dat hoort. We bekeken een erg mooie muurschildering van Erik Odijk van de stam van een kastanje (tenslotte zat ook een hovenier van de gemeente ooit in Frankendael, die daar kastanjes plantte, enz.) en een installatie van Saskia Noor van Imhoff met memorabilia van mevrouw Van Vliet aan de bordkartonnen muren. Staande in dat hok legde Patricia uit dat Deleuze een erg associatief auteur en denker was, die het 'risomatisch' principe trouw bleef, een soort biologisch proces van natuurlijke vertakking, net zoals volgens hem het menselijk brein werkt. Ik ken Deleuze alleen van zijn overlijdensbericht - hij liet zich vallen uit zijn woning in Parijs - en een essay over John McEnroe die 'de Egyptische beweging in het tennis had geïntroduceerd' omdat hij altijd evenwijdig aan de baseline stond als hij opsloeg. Hier en daar hing er nog een mooie foto en was een muur in afwachting van een installatie gifgroen geschilderd. Het zag er allemaal veelbelovend uit, met het prettige idee dat de expositie ergens over zou gaan. Daarna gingen we aan de lunch. Opvallend was dat toen pas nog drie journalisten arriveerden, alsof ze het adagium: 'Zuerst das Fressen, dann das verhaal' eerbiedigden. Heerlijk, dit soort initiatieven.
Zie www.deleuze-amsterdam.nl en www.thesmoothandthestriatedwordpress.com en www.foundationfrankendael.com, en www.nieuwdakota.com



Inez&Vinoodh in FOAM

Er staat een heel eng klein meisje op de cover van de allereerste BLVD., ergens aan het begin van de jaren negentig. Wendy heet ze. Een iets te sensueel halfnaakt lijfje, de ogen van een reptiel, de tanden van een piranha. De op hol geslagen fantasie van een ouwe pedo? Nee, 'Final fantasy: Wendy' is een gemanipuleerde foto van Inez van Lamsweerde, die haar carriere begin jaren negentig via bladen als BLVD. en Credits is begonnen. Later kwam Vinoodh Matadin erbij en opeens waren Inez en Vinoodh een geadoreerd kunstenaarsduo geworden, dat met verdubbelde kracht in de jaren negentig 'doorbrak' in Amsterdam, New York en de rest van de wereld. Nu behoren ze tot de canon en zijn ze onschendbaar geworden.
In FOAM, het Fotografie Museum Amsterdam hangt een selectie van hun werk aan de wanden van een soort doolhof, waarmee ze, volgens de begeleidende tekst (die ik altijd met een half oog lees, ik vind het moeilijk me te concentreren op teksten die in alles het tegendeel zijn van kunst) het labyrint van hun eigen verbeelding tastbaar willen maken. Je moet je tussen de pruilerige modetypes doorwringen die hier met kniekousen, geruite hotpants, gifgroene bretels en andere ongemakkelijke fantasiekleding en natuurlijk de gebruikelijke levenloze blik van de etalagepop aan voorbijlopen. En ja, de foto van Wendy is er ook, net als een aantal mode-reportages voor BLVD, maar dan zonder de credits.
Technisch is het allemaal prachtig werk, en toch pakt het me niet meteen. Sterker: deze expositie ergert me bijna. De fotografie van Inez en Vinoodh heeft vaak de kwaal van de modefotografie: veel suggestie, weinig wol (in alle opzichten). De modefotografie is de laatste jaren, misschien de laatste decennia, een soort prostitutie van de kunstfotografie geworden: zelfde technieken, inclusief de suggestie van een verhaal met inhoud, maar er is geen drama, geen enkele werkelijke inhoud, er is alleen het etaleren van kleding. Dat geeft de modefotografie een valsheid; de mode kleedt de kunst uit, het is jatwerk.
Het werk van V & I is het deels mode, deels het etaleren van beroemdheid, of liever: het etaleren van hun eigen connectie met de wereld van de celebrities die ze hebben geportretteerd voor de grote glossies van deze wereld. Dat doet me aan Andy Warhol denken met zijn gekmakend saaie dagboeknotities: die en die ontmoet, geluncht met die, op een opening met so and so...
De celebrities doen lekker mee. Ze doen gek voor het beroemde fotografieduo, ze draaien met hun hoofd (Daniel Day Lewis, Jeff Bridges), nee, ze wringen zich in allerlei bochten, ze besmeuren zich met allerlei materialen (Björk), ze kleden zich uit, ze kleden zich uit en dragen een bruissluier en een bruidsboeket voor hun vagina (Kate Moss), ze staan met een tuinslang in de tuin te kijken alsof ze een lustmoord gaan plegen (Tom Cruise), ze hangen een raar soort masker voor (Alexander McQueen), ze hullen zich in een rook (Clint Eastwood, hele mooie foto), plakken madeliefjes op hun kin (Bill Murray)... maar WAAROM? Virtuoos, schitterend, maar is die iconografie van toepassing op juist die geportretteerde? Ik zie het niet, of het begeleidende artikel over Tom Cruise moet over zijn liefde voor het tuinieren zijn gegaan. Fascinerend is het wel, maar ook unheimisch, als de fantasie van cokesnuivers. Het lijkt nichtenkunst: lekker gek doen in a arty farty world. (Ik heb niets tegen homo's, maar nichten kunnen op de zenuwen werken, met name in de kunst. De opgelegde lach van de camp, het citeren van andermans vormen, het toont een perverse distantie tot een wereld waar zij niet werkelijk aan deelnemen.. zonder er iets tegenover te stellen.) En toch, sommige portretten uit deze expositie zullen me altijd bijblijven: die van Kate Moss, ja, toch wel. Clint. En de twee van Yves St.Laurent met zijn monumentale zwarte hoornen bril. In het ene kijkt hij je tegelijk vormelijk en intens lijdend aan, in het andere sluit hij zijn ogen. Niet veel later was de couturier dood.
Misschien zou ik nog eens moeten gaan, en wordt me dan meer duidelijk van de 'betekenis' van dit menselijke rariteitenkabinet.