vrijdag 9 juli 2010

Deleuze 2

Ook het tweede deel van de Deleuze-expositie bezocht, in Nieuw Dakota, een nieuwe tentoonstellingsruimte vlakbij de aanlegsteiger van de NDSM-pont in Amsterdam-Noord. De naam is gekozen vanwege de associatie van de Amerikaanse staat met een desolate plek, vertelde een medewerkster; maar zo desolaat is het daar niet meer, met de van creativiteit (en een skatebaan) gonzende NDSM-werf, de IJ-kantine, Noorderlicht en het Kraanspoor in de buurt. Nee, Noord is the place to be. Zo'n plek als je in Berlijn of Londen fantastisch vindt, en hier misschien niet genoeg waardeert.
Nieuw Dakota is de helft van een voormalige metaalwerkplaats, verbouwd met de nodige gemeenschapsfondsen tot een lichte, witte, open ruimte met een hoog zadeldak. Dezelfde kunstenaars als in Frankendael exposeerden hier, weer onder de vlag 'The smooth and the striated', vrij vertaald 'Het gladde en het gerubriceerde', ofwel het natuurlijke, stromende en het door mensen ingedeelde. Een titel van een artikel van Deleuze en Guattari. Maar wat een gepuzzel! Omdat er geen naam of titel stond vermeld, mocht je aan de hand van een genummerde plattegrond in een boekje de kunstenaar en het werk opzoeken. Gelukkig kun je ook genieten van het werk zonder hun cv en nogal prozaische uitleg van hun werk tot je te nemen. Zoals de installatie van Saskia Noor van Imhoff die dit keer 'het negatief' van haar doos in Frankendael op de grond exposeert, of de weer schitterende foto van ... ja, van wie was die ook weer? Het boekje moest namelijk daar blijven, 'we hebben er niet zo veel meer'. Wel herinner ik me nog drie gezeefdrukte foto's van de Atacama-woestijn in Chili, gemaakt door Persijn Broersen & Margit Lukács. Heel mooi, maar ik heb die woestijn in het echt gezien, en dan is hij nog veel mooier, dus wat dat betreft: natura artis magistra.
Maar dat 'werken met een thema', waar is het eigenlijk goed voor? Eerder voor de reputatie van de tentoonstellingsmaker dan voor de kunstenaars, denk ik. Want de relatie met de rizhomen van Deleuze en Guattari is gezocht, hij komt niet natuurlijk uit het werk van deze kunstenaars voort. 'We hebben Deleuze en zijn invloed op de kunst: wie kunnen we daar eens bij zoeken?' Goddank wordt er in het tentoonstellingsboekje bij de toelichting op de werken verder met geen woord over de Franse denker gerept, en kunnen ze ook heel goed zonder. Dus ach, Deleuze als alibi, prima. Het is in elk geval een mooie tentoonstelling.
Overigens is er bij de buren nog een mooie tentoonstelling te zien in de Motive Gallery, die er pal naast zit, in een ruimte die exact het spiegelbeeld is van Nieuw Dakota. Daar heeft Irene Kopelman, een kunstenaar uit Argentinië, de natuur gearchiveerd in kunst. Ze heeft bijvoorbeeld fossielen uit Artis en een lava-formatie uit Hawaï eerst zorgvuldig gedocumenteerd (nagetekend en genummerd) en vervolgens minitieus nageboetseerd en gebakken in klei. Ze refereert aan de Duitse filosoof Friedrich Schelling die in 1807 vond dat de kunst een visuele verbinding vormt tussen de ziel en de natuur. Whatever, het ziet er indrukwekkend uit. Iets frivoler is het werk van de Franse kunstenaar Pierre Leguillon, die 'A Silent Show' organiseert met posters van bekende beelden: landschappen, een schilderij van David, een hand vol dobbelstenen, en zo voorts: de geschiedenis als een verzameling heterogene beelden waartussen je zelf het verband mag zoeken. Een stille parade dus.
Toch fantastisch dat er steeds meer van dit soort plekken zijn, zeker nu het Stedelijk nog altijd niet open is gegaan, waar je wordt geprikkeld en geamuseerd in een cerebrale, gevoelige en esthetisch uitdagende carroussel van beelden en gedachten.
www.nieuwdakota.com, www.motivegallery.nl

zaterdag 3 juli 2010

Inez & Vinoodh 2

Een mooi, voorbeeldig gevormd meisje - waarom werken die altijd in de kunst, nee, rond de kunst? (in de kunst bewegen zich vaker vrouwen die de relativiteit van schoonheid aan den lijve hebben ondervonden) - leidde een gezelschap 'creatieven' gisteren rond door de tentoonstelling van Inez en Vinoodh in FOAM. Dat had Vincent Jobse georganiseerd, een vriend van me. Hij is de initiator van de site www.vindcreatieven.nl, waarop fotografen, vormgevers, reclamemakers en andere mensen die werken in de 'toegepaste creativiteit' in contact kunnen komen met elkaar en met opdrachtgevers. Als uitvloeisel van een 'netwerk-event' kregen we een kleine tour.
Zo leerde ik dat Inez en Vinoodh niet vanaf de jaren negentig, maar al vanaf medio de jaren 80 met elkaar samenwerken. Sterker nog, volgens hun eigen mythevorming zijn ze sindsdien nooit langer dan drie uur van elkaar gescheiden geweest. Ze zijn getrouwd en hebben een schattig zoontje, waarvan ik me de naam helaas niet herinner, maar er hangt een foto van op de expositie. De gids waagde zich niet aan een algehele duiding van hun werk, maar vertelde wel enkele bijzonderheden die me mijn mening doen herzien. Ik wist dat Inez en Vinoodh al voor het Photoshop-tijdperk pioniers waren in de beeldmanipulatie. In de tentoonstelling hangen de foto's waarin mannen vrouwenhanden hebben, vrouwen mannenvoeten of waar anderszins 'iets mee aan de hand is' (of aan een ander lichaamsdeel). Deze androgyne, bizarre wezens hangen tussen de 'gewone' portretten en modeseries door. Maar dit gemanipuleer bleef toch gratuit voor me, tot we bij 'Final Fantasy: Wendy' kwamen. Daar vertelde het FOAM-meisje dat Wendy bij een serie hoort van 'Final Fantasies', die zijn ontstaan in een tijd dat er een gruwelijke kindermoordenaar actief was, en ze wees erop dat Wendy de mond heeft van een achtentwintigjarige man, net zoals de dader. Dader en kind zijn in deze 'Final Fantasy' dus één geworden. Het beest in het kind, het kind in het beest... er opent zich een hele demonische keten van verontrustende gedachten.
Dat de fotografie de mogelijkheid biedt voor een opheffing van grenzen en zo voor een versmelting van identiteiten, en als gevolg daarvan aanzet tot het denken over het begrip identiteit zelf, dát is het vernieuwende van Inez en Vinoodh. Hun hele werk gaat over het begrip 'identiteit', en vooral over het relatieve daarvan. En over de fantasie, die die verschuivingen in identiteit kan visualiseren in een medium dat daarvoor vooral een registratie was van de realiteit, uitzonderingen daargelaten.
Misschien niet toevallig was ook een jonge vrouw aanwezig, de Britse Kim die al achttien jaar in Nederland woont. Zij werkte als Paintbox-expert in de beginjaren samen met Inez en Vinoodh . Vreselijke mierenneukers zijn het, verzekerde ze met licht Engels accent, en dat moet ook wel, hun werk eist dat perfectionisme van ze. Het knappe is dat ze hun visie hebben weten op te leggen aan een wereld van ongelovigen. Inmiddels hebben ze zo'n status dat ook commerciële opdrachtgevers hen carte blanche geven, vertrouwend op hun genie.
(Nee, je mag dit absoluut geen nichtenkunst noemen. Het is geen camp, wel een heel koude kunstvorm.)
Nu zie ik ook de modefotografie als meer dan 'de prostitutie van de ware kunst'. De opgave van de modefotografie is kleding op te voeren als personage in een vertelling, een bedwelmende fantasie die de verleidelijkheid van de kleding verhoogt omdat ze degene die hem draagt een nieuwe identiteit kan geven. Modefotografie kan esthetisch bevredigend zijn. Al blijft er voor mij toch een soort leegte. De maker is wel aanwezig in de enscenering, maar blijft toch op de achtergrond, als een poppenspeler die zijn marionetten bespeelt.

vrijdag 2 juli 2010

Kunst in Almere

Wij gingen naar Almere om De Paviljoens te zien, Japie en ik, de uitvreter. De Paviljoens zijn ooit op een Documenta gebruikt, dacht ik, maar nu staan ze in Almere, vlakbij het station. Je moet eerst over de 'Metropoolweg' (er schijnt een goed betaalde namencommissie in Almere te zijn, zegt Jaap, die er gewoond heeft), vervolgens door een stukje braakland langs de Blowboot, die veel meer bezoek heeft dan de Paviljoens die er achter liggen. Dat zijn drie hangars op pootjes, verdomd warm op deze zomerdag. Een oergezond Hollands meisje, echt zo'n blakend poldermeisje met appelwangen, aan de kassa, met een ventilator erbij. Jaap zei: 'Het is wel warm vandaag.' Waarna het meisje grimmig opmerkte: 'Ik zei vandaag nog tegen iemand: Nederlanders hebben altijd wat te zeiken!' En, alsof we het nog niet begrepen: 'De ene keer is het te koud, de andere keer te warm..'
De tentoonstelling ging over 'De Nederlandse identiteit'. Dat vond een Volkskrant-journalist erg gewaagd, in Almere, PVV-nest bij uitstek. Maar er is zelden iets gewaagds aan kunst. Zoals ze de blowers in hun Blowboot laten zitten, zo laten ze ook de kunstliefhebbers en kunstenaars in hun eigen reservaat met rust.
Er deden maar drie kunstenaars mee aan deze expo, die dus wel een erg veelomvattend concept hanteerde. Wat ze te zeggen hadden over de Nederlandse identiteit, ik zou het niet direct kunnen zeggen, maar we kregen een hele syllabus mee, dus als ik die heb doorgenomen zal ik het alsnog doorgeven. Job Koelewijn alleen was al de omweg waard. Hij had een witte, met zwart schuim gecapittonneerde doodskist gemaakt waarin je hem staande een aantal meesterwerken uit de literatuur kon horen voordragen. En een muur van zeep, iets met Zwitsal babyzalf, en vooral het werk 'Jump', een kamer met spiegels aan alle wanden, en op de bodem een grasperk doorsneden door een slootje. Je zag jezelf (en Jaap) honderden malen weerspiegeld in dit oerHollandse weidelandschap, alsof je identiteit een spiegelpaleis is...
Marien Schouten exposeerde keramiek en een reusachtige glaswand van kathedraalglas, en David Jablonowski enkele werken met zeventiende-eeuwse afbeeldingen en aluminiumplaten. Toen ik daar doorheen had gebladerd, was het meisje boos. 'Ik had nog ZO gezegd: nergens aankomen!' Maar ze bleef niet kwaad, dat ligt niet in Hollands' aard.
Een moedige expositie, toch wel! Conceptual art, dat wil de PVV natuurlijk als eerste opruimen.
Vervolgens bekeken we natuurlijk ook nog even het nieuwe stadshart van Almere, 'De Citadel' van Rem Koolhaas' bureau OMA. Ze hebben de straten van het centrum bij het Weerwater laten oplopen, dat is al een vondst, en een architectuur geschapen tussen shopping mall en woonwijk, met daken van gras. Door het gebruik van golvende lagen rode baksteen deed het geheel me aan Fred Flintstone denken. De kapsels van sommige bewoners ook, trouwens. Het is een lovenswaardig stadsvernieuwingsproject, zeker. Maar om de burgemeester van Almere, Annemarie Jorritsma, te parafraseren: 'Almere is een mooie stad, alleen jammer dat er zo veel Almeerders wonen.'

Deleuze op Frankendael

Gisteren ben ik naar een perslunch op Huize Frankendael geweest. Toen ik aankwam op dat lommerrijke, wonderschone buiten werd ik door een zeer representatieve jonge vrouw over een trap naar boven geleid, daarna door het prachtige huis (uit de 17e eeuw, en perfect geconserveerd), weer een trap af, daarna door de bijkeuken en het restaurant, om uit te komen in de mooie geometrische landschapstuin waar heel de non-actieve Watergraafsmeer bij goed weer zit koffie te leuten met hun na- en voorgeslacht. 'Leuk', zei ik, 'Maar dan had ik toch net zo goed om het huis heen kunnen lopen?' Dat beaamde ze, maar, zei ze, 'nu heb je het huis vast even gezien.'
Er zaten drie leuke vrouwen te wachten aan een van die houten Bierstube-tafels die inmiddels salonfähig zijn geworden op Amsterdamse terrassen, alle in zomerjurk. Een ervan was Jacqueline Grandjean van de Stichting Frankendael, of de Frankendael Foundation, of Huize Frankendael. Zij organiseert exposities in het landhuis, om zo de moderne kunst - hedendaagse - een dialoog te laten aangaan met de stijlvolle omgeving waar het nog gonst van de vergeten geschiedenissen. Dat vind ik altijd een goed idee, tenslotte komt kunst altijd het best tot zijn recht in een omgeving waar geleefd wordt/ is, als een insluiper die de hele zaak ontregelt en des te meer opvalt door zijn insubordinatie in die verraderlijk burgerlijke setting.
Overigens heeft Frankendael een erg goed restaurant, Merkelbach, vernoemd naar de stadsarchitect Ben Merkelbach die nog in Huize Frankendael heeft gewoond. Net als de familie Van Vliet die De Kring heeft opgericht, althans, dat vertelde Jacqueline. In die tijd, tot de jaren negentig aan toe, ontvingen ze daar the likes of Peter Schat, Harry Mulisch en Cees Nooteboom die daar 'pétanque' speelde. (Nooteboom speelt natuurlijk geen jeu de boules). De oude mevrouw van Vliet slijt haar dagen nu ergens in Jerusalem, een aanpalend wijkje, in een vast erg kleine en benauwde accomodatie in vergelijking tot haar door de gemeente geconfisceerde landgoed.
Tegenover Jacqueline zat aan de linkerkant een leuke journaliste van Tableau en Residence, en daarnaast Prof. Dr. Patricia Pisters, een Deleuze-kenner met een zonnige uitstraling en klassieke gelaatstrekken en fysiognomie. Zij organiseert een congres over de Franse filosoof Gilles Deleuze, maar samen met Jacqueline ook een expositie in Frankendael en in Nieuw Dakota, een kunstplek die ik nog niet heb bezocht op de NDSM-werf.
Van de expo in Frankendael, getiteld 'The smooth and the striated' is nog niet zo heel veel te zien, want hij gaat pas op 2 juli open (tot 1 augustus). De kunstenaars hebben zich laten inspireren door de plek, zoals dat hoort. We bekeken een erg mooie muurschildering van Erik Odijk van de stam van een kastanje (tenslotte zat ook een hovenier van de gemeente ooit in Frankendael, die daar kastanjes plantte, enz.) en een installatie van Saskia Noor van Imhoff met memorabilia van mevrouw Van Vliet aan de bordkartonnen muren. Staande in dat hok legde Patricia uit dat Deleuze een erg associatief auteur en denker was, die het 'risomatisch' principe trouw bleef, een soort biologisch proces van natuurlijke vertakking, net zoals volgens hem het menselijk brein werkt. Ik ken Deleuze alleen van zijn overlijdensbericht - hij liet zich vallen uit zijn woning in Parijs - en een essay over John McEnroe die 'de Egyptische beweging in het tennis had geïntroduceerd' omdat hij altijd evenwijdig aan de baseline stond als hij opsloeg. Hier en daar hing er nog een mooie foto en was een muur in afwachting van een installatie gifgroen geschilderd. Het zag er allemaal veelbelovend uit, met het prettige idee dat de expositie ergens over zou gaan. Daarna gingen we aan de lunch. Opvallend was dat toen pas nog drie journalisten arriveerden, alsof ze het adagium: 'Zuerst das Fressen, dann das verhaal' eerbiedigden. Heerlijk, dit soort initiatieven.
Zie www.deleuze-amsterdam.nl en www.thesmoothandthestriatedwordpress.com en www.foundationfrankendael.com, en www.nieuwdakota.com



Inez&Vinoodh in FOAM

Er staat een heel eng klein meisje op de cover van de allereerste BLVD., ergens aan het begin van de jaren negentig. Wendy heet ze. Een iets te sensueel halfnaakt lijfje, de ogen van een reptiel, de tanden van een piranha. De op hol geslagen fantasie van een ouwe pedo? Nee, 'Final fantasy: Wendy' is een gemanipuleerde foto van Inez van Lamsweerde, die haar carriere begin jaren negentig via bladen als BLVD. en Credits is begonnen. Later kwam Vinoodh Matadin erbij en opeens waren Inez en Vinoodh een geadoreerd kunstenaarsduo geworden, dat met verdubbelde kracht in de jaren negentig 'doorbrak' in Amsterdam, New York en de rest van de wereld. Nu behoren ze tot de canon en zijn ze onschendbaar geworden.
In FOAM, het Fotografie Museum Amsterdam hangt een selectie van hun werk aan de wanden van een soort doolhof, waarmee ze, volgens de begeleidende tekst (die ik altijd met een half oog lees, ik vind het moeilijk me te concentreren op teksten die in alles het tegendeel zijn van kunst) het labyrint van hun eigen verbeelding tastbaar willen maken. Je moet je tussen de pruilerige modetypes doorwringen die hier met kniekousen, geruite hotpants, gifgroene bretels en andere ongemakkelijke fantasiekleding en natuurlijk de gebruikelijke levenloze blik van de etalagepop aan voorbijlopen. En ja, de foto van Wendy is er ook, net als een aantal mode-reportages voor BLVD, maar dan zonder de credits.
Technisch is het allemaal prachtig werk, en toch pakt het me niet meteen. Sterker: deze expositie ergert me bijna. De fotografie van Inez en Vinoodh heeft vaak de kwaal van de modefotografie: veel suggestie, weinig wol (in alle opzichten). De modefotografie is de laatste jaren, misschien de laatste decennia, een soort prostitutie van de kunstfotografie geworden: zelfde technieken, inclusief de suggestie van een verhaal met inhoud, maar er is geen drama, geen enkele werkelijke inhoud, er is alleen het etaleren van kleding. Dat geeft de modefotografie een valsheid; de mode kleedt de kunst uit, het is jatwerk.
Het werk van V & I is het deels mode, deels het etaleren van beroemdheid, of liever: het etaleren van hun eigen connectie met de wereld van de celebrities die ze hebben geportretteerd voor de grote glossies van deze wereld. Dat doet me aan Andy Warhol denken met zijn gekmakend saaie dagboeknotities: die en die ontmoet, geluncht met die, op een opening met so and so...
De celebrities doen lekker mee. Ze doen gek voor het beroemde fotografieduo, ze draaien met hun hoofd (Daniel Day Lewis, Jeff Bridges), nee, ze wringen zich in allerlei bochten, ze besmeuren zich met allerlei materialen (Björk), ze kleden zich uit, ze kleden zich uit en dragen een bruissluier en een bruidsboeket voor hun vagina (Kate Moss), ze staan met een tuinslang in de tuin te kijken alsof ze een lustmoord gaan plegen (Tom Cruise), ze hangen een raar soort masker voor (Alexander McQueen), ze hullen zich in een rook (Clint Eastwood, hele mooie foto), plakken madeliefjes op hun kin (Bill Murray)... maar WAAROM? Virtuoos, schitterend, maar is die iconografie van toepassing op juist die geportretteerde? Ik zie het niet, of het begeleidende artikel over Tom Cruise moet over zijn liefde voor het tuinieren zijn gegaan. Fascinerend is het wel, maar ook unheimisch, als de fantasie van cokesnuivers. Het lijkt nichtenkunst: lekker gek doen in a arty farty world. (Ik heb niets tegen homo's, maar nichten kunnen op de zenuwen werken, met name in de kunst. De opgelegde lach van de camp, het citeren van andermans vormen, het toont een perverse distantie tot een wereld waar zij niet werkelijk aan deelnemen.. zonder er iets tegenover te stellen.) En toch, sommige portretten uit deze expositie zullen me altijd bijblijven: die van Kate Moss, ja, toch wel. Clint. En de twee van Yves St.Laurent met zijn monumentale zwarte hoornen bril. In het ene kijkt hij je tegelijk vormelijk en intens lijdend aan, in het andere sluit hij zijn ogen. Niet veel later was de couturier dood.
Misschien zou ik nog eens moeten gaan, en wordt me dan meer duidelijk van de 'betekenis' van dit menselijke rariteitenkabinet.