woensdag 18 april 2012

Het IJ hoort erbij?

Gisteren op Kunststof TV of iets dergelijks: de IJ-oevers. Het hoofd van het gemeentelijke Project Management Bureau mocht uitleggen waarom de 'ontwikkelingen' en 'het proces' van het IJ-oever'project' - o, dat bureaucratisch jargon - zo geslaagd waren. Jo Coenen loofde zijn bibliotheek, Frits van Dongen zijn Conservatorium, Trude Hooykaas haar Kraanspoor en zo kwamen nog wat architecten voorbij (vaak op een bootje). En voor de gekkigheid de altijd even opgewekte kunstenaar Bart Stuart op de fiets. Hij zou de kritische noot moeten zijn maar dat was hij niet, want deze gemeentelijke knuffelkunstenaar onderschrijft grosso modo de mening van de architecten en stadsplanners.

Wat mij opviel is dat de - al dan niet uitgesproken - wens van architect en stadsplanner langs het IJ is dat het gebouw, 'het project', 'de stadsontwikkeling' 'aansluit op de bestaande woonomgeving'. Dat is dan ook meteen het antwoord op de vraag waarom alles er rond het IJ zo eenvormig uitziet. Rotterdam is een brute stad, een woestenij waar architecten ongehinderd door stadsplanners - lijkt het - enorme gebouwen kunnen neerplanten die zich niets aantrekken van wat er in de buurt staat, maar in Amsterdam moet het altijd mellow, harmonieus, voorzichtig. 'Kijk eens hoe mooi die gevels oplopen vanaf het Centraal Station naar de bibliotheek', zei de stadsplanner, die in zijn kleding overigens ook een soort modieuze ongedefinieerdheid etaleerde (het ene moment een windjack met een soort Palestijnensjaal, het andere een Benno Premselachtig vestje met hooggesloten polootje.) De bebouwing rond het IJ 'vormt een aansluiting op het centrum', 'geeft de stad terug aan de Amsterdammers', beweerde hij met een zalvende glimlach.

Er staan daar zeker mooie en karakteristieke gebouwen: de bibliotheek van Jo Coenen, het Kraanspoor van Trude Hooykaas (briljant), het NEMO van Renzo Piano en EYE van bureau Delugan Meissl uit Oostenrijk. Pakhuis de Zwijger is mooi, met die onderdoorgang en die ranke brug erachter. Het Muziekgebouw aan 't IJ en het conservatorium kunnen er ook mee door, al lijkt het conservatorium meer op een parkeergarage dan op een plaats waar muzikaal talent wordt opgeleid en hou ik niet van al die loze ruimte in het Muziekgebouw. Maar ze hebben wel 'smoel'.

Maar al die gelijkvormige blokkendozen waar mensen moeten wonen, nee. Het Westerdok, het Oosterdok, de Oostelijke Handelskade, het KNSM-eiland.... het lijkt allemaal op elkaar. Het mist karakter, geleding, onderscheidingsvermogen. Brave blokken in bedeesde kleuren, slappe aftreksels van Bauhaus. Netjes in het gelid, sardineblikjes voor semi-intellectuelen. Het treurige is dat al die architecten waarschijnlijk iets eigens hebben willen maken, maar het ziet er allemaal even onuitgesproken en vlak uit.

Maar waar het om gaat: is het geheel een verrijking voor de stad? Eerlijk gezegd kan ik me niet zo goed voorstellen dat je over vijftig jaar, als je dan nog leeft, door die stadsvernieuwingsgebieden loopt en denkt: prachtig. Daarvoor is het te veel een compromis, een typisch Amsterdams compromis. En bovendien, zoals Bart Stuart terecht opmerkt: die gebouwen ontnemen het zicht op het IJ. Het is alsof het water is dichtgeplamuurd met steen en glas. Alleen de mensen die het geld hebben om er te wonen genieten van het uitzicht, de rest kijkt tegen die blokkendozen aan. Je zou bijna zeggen: had er toch een mooi barok plein aangelegd. Maar nee, dan was Studio Job er aan te pas gekomen of Adriaan Geuze en waren we helemaal in de aap gelogeerd.