donderdag 15 december 2016

Nocturnal Animals

'Nocturnal Animals' van Tom Ford is een goddelijk gestileerd film.

Hij heeft het onheilspellende clair-obscur van de film noir, al is het ook een orgie van kleur. O zo subtiel...
Ontzettend goed geacteerd ook, met die gekke bekken en rollende ogen van Jake Gyllenhaal en die gedepriveerde blikken van de zuinig-zwoele Amy Adams. De 'villain' is ook schitterend gecast, met die bakkebaarden en die schijt-aan-alles-expressie.

Fords stijl is een smakelijke cocktail. Een deel Brian de Palma ('Body Double'), anderhalf deel David Lynch ('Mulholland Drive'), een scheutje Roman Polansky ('Bitter Moon'), een klein drupje Antonioni ('Profession: Repoter'), een blokje Coen Brothers en een heel klein snufje Peckinpah, en shaken maar.

Let ook op de kleding. Op de aftiteling stonden meer modehuizen dan medewerkers. Soms dacht ik bij Jake in de woestijn aan H&M, maar nee, dat geblokte shirt moet toch iets van Dolce & Gabbana zijn geweest.

Heel verfrissend, zo'n blockbuster van een mode-ontwerper. Het zou interessant zijn als Bas Kosters of Marcel Wanders ook eens een film maken. Of Erwin Olaf (de bizarre en wonderschone beginscène is een regelrechte verwijzing...).

Joops paradijs

Museum Voorlinden is dienstbaar en doordacht tegelijk, als een in een maatkostuum geklede afgetrainde chauffeur die je Joop van Caldenborghs wereld laat instappen. Al zijn de architecten Nederlanders, maar er is ook een Italiaan aan te pas gekomen. Bij Joop staat de kunst voorop, en dat heeft hij grandioos voor elkaar gekregen met zijn 'daglichttempel', zoals Bernard Hulsman in het NRC schreef: https://www.nrc.nl/nieuws/2016/08/29/daglichttempel-4042301-a1518587

Perfecte lichtval, mooie ruimtes, uitmuntende kunst. En heel verrassend. Ik heb nog nooit onder een zwembad gelopen zonder nat te worden, naar adem gehapt in een cortenstaal labyrint van Richard Serra, me vergaapt aan XXL senioren onder een parasol. Of de gelijkenissen tussen Jan Sluijters en Esther Tielemans opgemerkt in de voortreffelijke tijdelijke expo 'Full Moon'. Zelfs van de colour fields van Elsworth Kelly hou ik nu veel meer.

De tuin van Piet Oudolf is zelfs in de winter nog mooi. Het enige wat ontbreekt is een exquise restaurant. De villa waar je nu kunt ravitailleren verdient meer dan een bitterballencafé. Maar misschien vond Joop dat overdreven.







zaterdag 29 augustus 2015

Johan Simons, Accattone en de Ruhrtriennale

Mijn vriend Paul had het uitstekende idee op 16 augustus naar het Roergebied af te reizen om 'Accattone' te zien, een muziektheaterstuk van Johan Simons. De Nederlandse regisseur heeft in Nederland, België en Duitsland furore gemaakt met voorstellingen die vaak 'provocerend' zijn genoemd, niet in de laatste plaats door hemzelf. Ik heb ooit 'Platform' van hem gezien, een bijzonder geslaagde voorstelling met een hoop aan flarden gescheurde matrassen waar acteurs uit opdoken om het verhaal van Houellebecq te vertellen.

Simons heeft een prachtige locatie uitgekozen: een reusachtige, door een golfplaten dak overkoepelde  hal, de Kohlenmischhalle Lohberg. Hij is maar liefst 210 meter lang, 65 meter breed en 35 meter hoog. Een onherbergzame plek waar vroeger in een waarschijnlijk hels kabaal, tussen opwolkend stof en gruis, machinaal kolen werden 'gemengd', voordat de mijn, de Zeche Lohberg in Dinslaken, in 2005 werd gesloten.

Aan de korte kant van de hal stond een tribune, waarop wij helemaal bovenaan onze plaats mochten zoeken. Beneden zagen we een podium met het Collegium Vocale Gent van de beroemde Bach-dirigent Philippe Herreweghe dat smartelijke passie-liederen van Bach opvoerde. Een mooi contrast met die kille hal en het rauwe verhaal van Accattone.

Naast de musici (in rok) stond een verlichte container waarin de personages in en uit gingen, er was een grafkuil in het kolengruis en er waren roestige rails die in de verte verdwenen. In de verte al even roestige kolenkarren. Een passend decor voor de wederwaardigheden van 'Accattone', naar de eerste film van Pier Paolo Pasolini uit 1961.

Accattone, wat in het Italiaans 'bedelaar' betekent, vormt het middelpunt van een 'subproletariaat' van randfiguren die hij manipuleert en uitbuit omdat hij geen zin heeft om te werken. Uiteindelijk ziet hij zich gedwongen pooier te spelen voor een onschuldig jong meisje, tot hij zich door gewetensnood (?) te pletter rijdt met een motor.

Deze 'anti-messias' is vermoedelijk een soort held voor Pasolini, maar ik had moeite me in zijn getroebleerde geest te verplaatsen. Het stuk is een existentiële omkering van christelijke waarden waarvan ik de relevantie voor ons huidige tijdsgewricht niet kan inzien. Het verzet tegen de dominante katholieke cultuur van eind jaren '50, begin jaren '60, met alle toespelingen op het lijdensverhaal (er komt bijvoorbeeld een Maddalena in voor) spreekt me niet aan, omdat we tegenwoordig eerder in een amoreel vacuüm, een 'anything goes', lijken te zweven. Terwijl het verhaal van Pasolini weliswaar over een amoreel personage gaat, maar bepaald niet amoreel is.

De dialogen vond ik wat prozaïsch, en ook het acteren van met name Steven Scharf als Accattone nogal vlak, maar dat kan de bedoeling zijn geweest. De meeste aandacht trok nog een landerige homoseksueel (?) die een komische (?) bijrol vertolkte als 'de wet'. Hij zorgde voor commentaar bij het handelen van de personages. Een ingreep die ik te cerebraal vond en het moeilijk maakte me nog te interesseren voor de handeling.

Daar stond de bijzonder mooie muziek tegenover en de geslaagde esthetiek van de enscenering die de hele hal benutte. Het getob van de personages kreeg een passend verlatenheid en nietigheid als je ze naar het licht aan het einde van de hal zag sjokken en weer terug.

Het publiek overwegend blank, 50+ en met zorg gekleed. En enkele jongeren, vooral meisjes. De bekende cultuurliefhebbers. Mannen van middelbare leeftijd in gebloemde overhemden met hippe brillen, goed geconserveerde vrouwen in mooie jurkjes. Konden zij zich in de perikelen van een groep mensen verplaatsen waarmee ze zo te zien weinig gemeen hadden? Zouden zij ook, net als Accattone, hun gezin en baan willen opgeven voor een 'puurder' leven aan de zelfkant? Of keken ze er net als ik een beetje bevreemd naar. En dat 2,5 uur lang...

In een andere hal hadden we daarvoor genoten van Amaro's Slowfood Extravaganza: culinair gooi- en smijtwerk door de crew van een hippe Eindhovense kok. In die hal vond een nabespreking plaats van Accattone onder leiding van Johan Simons, onder de vlag van 'Johans Saloon'. Joep van Lieshout zat er bij aan, maar die vertelde hoofdzakelijk over de 'distopische' installatie die hij in het kader van de Ruhrtriennale, waarvan Simons de intendant is, in Bochum liet zien.

De acteur Benny Claessens, die 'de wet' speelde en ook theatermaker is, werd door Simons gevraagd wat hij zelf in de kolenmenghal zou willen zien. 'Ik zou de arbeiders die hier oorspronkelijk werkten, opnieuw aan het werk willen zien', kirde hij. 'En dan het publiek daar 80 euro voor laten betalen.'
Dat was de prijs voor de duurste plaatsen. Misschien had hij wel gelijk en was dat een nog spectaculairdere voorstelling geweest. Overigens waren Paul en ik het er over eens dat we voor 20 euro misschien wel op de beste plaatsen hadden gezeten, met overzicht over de hele hal.

De volgende dag bekeken we na ons ontbijt in Hotel Zum Grunewald in Dinslaken - aanbevelenswaardig - 'The Good, The Bad and the Ugly', de installaties van Joep van Lieshout voor de Jahrhunderthalle in Bochum. Turkse jongetjes klommen vrolijk op zijn 'Rectum' en staken hun guitige koppen over de rand van een ruimhartig van aambeien voorziene aars...





donderdag 20 februari 2014

Francis Bacon's 'In Memoriam of George Dyer' in de Nieuwe Kerk

Als Francis Bacon en George Dyer elkaar in 1963 tegen het lijf lopen in een kroeg in Soho is de wereldberoemde schilder 54 en 'de mislukte dief' 32. Ondanks dat hij iedere nacht doorhaalt staat de autodidactische schilder iedere ochtend om 8 uur in zijn chaotische atelier in South Kensington, hij leeft voor zijn kunst. Dyer  daarentegen, is een simpele ziel uit de East End die 'cockney spreekt' en 'zijn identiteit helemaal ontleent aan het feit dat hij de vriend is van Francis Bacon'.

De typeringen zijn van Gijs van Tuyl, de oud-directeur van het Stedelijk. Van Tuyl is duidelijk ook gefascineerd door de relatie van de beroemde schilder en zijn vriend (en veelvuldig model). Van Tuyl vertelt er in ieder geval bijzonder beeldend en smeuïg over tijdens een persconferentie in de Nieuwe Kerk, waar tot 30 maart, zes weken lang, Bacons triptiek 'In Memory of George Dyer' te zien is. Best gewaagd, een expositie van maar één schilderij. Bewonderenswaardig. Ik heb weleens gedacht dat je eigenlijk altijd maar één kunstwerk ten toon zou moeten stellen om ervoor te zorgen dat het de meditatieve aandacht krijgt die het verdient. Wel met een ruimhartige en boeiende toelichting, zoals nu ook is gebeurd.

Dyer is een instabiele poseur. Hij draagt altijd een kostuum, net als zijn criminele voorbeelden de Kray Brothers. Bacon heeft een heftige relatie met hem, waarin veel wordt geslagen, gezopen en weer wordt verzoend met wilde seks. Dyer vindt het prachtig om als Bacons minnaar mee te gaan naar openingen. Bacon vindt het op zich wel geinig, zo'n ongemanierde 'natuurmens', en zijn vrienden vinden het ook wel een mooi curiosum. Toch wordt Dyer extra gefrustreerd door het immense succes van Bacon en begint hem meer en meer te chanteren: om de haverklap dreigt hij zich van kant te maken als Bacon hem verlaat.

In 1971 is Bacons finest hour aangebroken: hij krijgt een overzichtstentoonstelling in het Grand Palais in Parijs. Solo, als eerste na Pablo Picasso. Voor Bacon is Parijs het allerhoogste wat hij kan bereiken. Hij neemt Dyer in godsnaam maar mee. Ze nemen hun intrek in het Hotel des Saint-Pères in Parijs (nu een viersterrenhotel, zie ik, helemaal klassiek ingericht, met WIFI. Ze maken geen reclame met Bacon of Dyer.). Op 26 oktober, een dag voor de opening, wordt Dyer dood gevonden op het toilet. Met een overdosis slaapmiddelen en alcohol heeft hij een eind aan zijn leven gemaakt. Bacon is er kapot van, maar vermant zich en leidt Georges Pompidou twee dagen later persoonlijk rond op de opening. Daarna heeft hij weleens gezegd: 'Er gaat geen uur voorbij dat ik niet aan hem denk.' Aan Dyer dan, niet aan Georges Pompidou.

Van Tuyl heeft er met zijn contacten voor gezorgd dat dit meesterwerk van Bacon door de Fondation Beyeler, een Basels museum voor moderne kunst, is uitgeleend aan De Nieuwe Kerk. Hij heeft het eerder als curator al voor elkaar weten te krijgen dat 'De heilige familie' van Rembrandt en 'Het laatste avondmaal' ('The Last Supper (pink)' van Andy Warhol daar in 2011 en 2013 zijn tentoongesteld in de serie 'Meesterwerken'. Als directeur van het Stedelijk kon hij misschien weinig uitrichten, want het was altijd dicht, maar dit heeft hij toch maar voor elkaar gekregen.

Het triptiek is sinister en grimmig, zoals al het werk van Bacon.  Op het middendeel steekt het zwarte silhouet van Dyer met een bebloede arm de sleutel in het slot van de hotelkamer. De stemmige gang van het hotel, met boven aan de trap een hotelkamer waarvan de deur open staat, is een passend decor voor het noodlot. Bacon heeft talloze kruisigingen bestudeerd, en zich laten inspireren door de grote meesters. Rembrandt, Velásquez, Van Gogh. Een religieuze schilder zonder religie. 'Hij schilderde het lijden, niet de verlossing' (Van Tuyl). Dyer kruisigt zichzelf. Of heeft Bacon hem aan het kruis genageld?
De andere twee luiken zouden volgens Van Tuyl flashbacks zijn. Zouden ze niet ook symbolisch kunnen zijn? Links wordt Dyer als bokser gevloerd; hij zweeft over het doek als een astronaut die losgeraakt is van het moederschip. Rechts Dyer stil in de spiegel en gespiegeld in een tafel. Als een altaarstuk, misschien als de gevallen Narcissus. De witte klodders verf zouden voor sperma staan. Melancholie, rouw.

Bacon heeft nog meer triptieken met Dyer geschilderd, maar dit is misschien wel het meest ingetogen, het meest dramatische.

Als ik daarna om me heen kijk, zie ik de mensen als op de doeken van Bacon. Binnenstebuiten, gewelddadig en gemaskerd, grimassend. Weerloos, vergankelijk vlees.

.
Foto: bij de presentatie, links Gijs van Tuyl, rechts Cathelijne Broers, directeur van De Nieuwe Kerk.

p.s. Er is een speelfilm gemaakt van hun verhouding, 'Love is the Devil'. Hij is te koop in De Nieuwe Kerk. Ik had hem al eens gezien, met Derek Jacobi als Bacon en Daniel Graig als George Dyer. Verder van het personage van James Bond kun je toch niet komen... Ik heb hem meteen aangeschaft, net als een documentaire en een boek over de schilder. Alleen al voor de merchandising is het de moeite waard om te gaan. Je kunt ook alleen de museumwinkel in, maar dat zou zonde zijn.

maandag 4 november 2013

De schoonheid van beton in Bonn

Ik was in Bonn. Zomaar, omdat ik een weekendje in Keulen was en Bonn daar maar een half uur vandaan ligt. Bonn, met zijn hoge regeringsgebouwen uit de tijd van de Koude Oorlog, zijn vochtige villa's, amechtige oude eiken en kastanjebomen aan de Rheinufer, leek me de ideale plek om Deutschland im Herbst te beleven. Ik bezocht zelfs het geboortehuis van Ludwig Von.
Beethoven die doof wordt, als dat geen melancholie is..

Maar eerst stapte ik uit bij het Kunstmuseum. Goede naam, omdat hij simpelweg aanduidt wat er te zien is, maar ook omdat je je meteen afvraagt of moderne kunst eigenlijk in een museum thuishoort. Zodra moderne (hedendaagse) kunst wordt opgeslokt door de muren van een museum, lijkt hij voor de actualiteit verloren, zoals alles in een museum. Maar dat is gelul, tenminste, als het goede kunst is. Kunst is eeuwig tijdloos en actueel. Amen.

Wat ik wil zeggen en waarom ik weer eens een blog-entry schrijf, is dat er in het Kunstmuseum Bonn niet alleen mooie kunst te zien is - vrijwel uitsluitend Duitse - maar ook dat het zo'n schitterend gebouw is. Zo voorbeeldig in zijn strakke disciplinaire uitvoering.
Sterker nog, ik geloof niet dat ik ooit een museum heb bezocht dat zo dienstbaar is aan de kunst. Zo worden de werken uitsluitend door indirect buitenlicht 'uitgelicht'. Kom daar eens om in het Stedelijk, met die lullige spotjes.
Het vernuftig gebouwde glazen dak van het Kunstmuseum heeft - in de meeste zalen - schuins geplaatste ramen en gebogen betonnen en stalen vormen die het licht breken. De hoge muren, het vele glas, de sobere kleuren en de vele doorkijkjes zorgen ervoor dat er prachtige ruimtes ontstaan. Dit is geen spierballen-architectuur, maar een buitengewoon subtiel spel met licht en schaduw, volume en leegte.
Je kunt er erg mooi werk zien van Sigmar Polke, waar ik tot dusver nooit veel aan vond, maar die me nu ineens trof met zijn veelzijdige, ironische en tegelijk krachtige werk. Maar ook van Gerhard Richter, Joseph Beuys (onder meer de bekende wolvenvideo en meerdere viltobjecten), August Macke en de Expressionisten, Ulrich Rückriem, Wolfgang Tillmans en vele, vaak verrassende anderen met bijzonder goed werk.

De architect van dit minimalistische gebouw uit 1985-1993 is de uit Berlijn afkomstige Axel Schultes. Hij heeft - met zijn collega Charlotte Frank - ook een wonderschoon crematorium ontworpen in Berlijn. En het gekke is: daar heeft hij eenzelfde soort pilaren gebruikt, die volgens een video (http://www.youtube.com/watch?v=AY-I35D_v5Q) 'het licht lijken te gebruiken om de structuur te stutten.' Deze man laat zien hoe mooi beton kan zijn.
(Maar je moet er wel echt heen, want deze foto's, gemaakt met een smartphone, doen het arme Kunstmuseum geen recht.) (En nou zul je net zien dat ik er geen gemaakt heb van het plafond...)

p.s. Nu zie ik dat hij ook het bekende Bundeskanzleramt in Berlijn heeft ontworpen, gebouwd in 2008. En verdomd, alweer die pilaren...






zondag 17 maart 2013

Mars door modderige verf

Is Armando een groot kunstenaar? Die vraag lijkt een gebrek aan respect te veronderstellen, maar zo is hij niet bedoeld. Binnen Nederland is de 83-jarige Armando natuurlijk een grootheid, maar je moet de canon altijd nemen als startpunt en niet als onwankelbaar oordeel.
De vraag kwam in me op toen ik de expositie 'Armando vs Armando' in het Cobra Museum in Amstelveen zag.

Tot mijn verbazing las ik dat Armando een deel van het jaar in Amstelveen woont. De rest van het jaar bivakkeert hij in Berlijn, met een atelier in Potsdam. In een oude kazerne, ja natuurlijk, dat is helemaal zijn stiel.
Ik ben vaak in Amstelveen geweest en hoewel ik weet dat daar heel veel mensen tot volle tevredenheid leven en televisiekijken, kan ik me toch niet voorstellen dat iemand bij zijn volle verstand daar gaat wonen, en al helemaal niet een kunstenaar. Amstelveen is met zijn rechte verbindingswegen en eindeloze rijen nietszeggende flats en eensgezinswoningen vooral een kwestie van logistiek. Het centrum is een winkelcentrum. Op zondag rijdt de modale Amstelvener daarheen om te gaan shoppen. Hoe kun je je door zo'n oord laten inspireren? Maar misschien zocht Armando, als hij daar werkelijk woont, vooral de rust en het non-descripte van Amstelveen tegenover het 'schuldig landschap' van Berlijn. Want dat was altijd zijn thematiek, de erfenis van het schuldige Duitsland met zijn zwarte 'Fahnen' (vlaggen), hekken en bossen en andere symbolen die stil verwijzen naar nazi-terreur.
Die symboliek heeft me nooit erg overtuigd, maar zijn grote zwart-wit doeken waren zo indringend en zo virtuoos geschilderd dat ze die lading niet per se nodig hadden. Armando's robuuste stijl, een bijzonder pasteuze en suggestieve vorm van materie-schilderkunst, herken je direct. Het is een vorm van effectbejag, van het grote gebaar, die je hem door zijn ongegeneerdheid en compromisloosheid vergeeft en die je zelfs voor hem inneemt. Monumentaal, krachtig, barok tromgeroffel is het, een mars door modderige verf.

Nu, op zijn oude dag, schildert Armando met kleur. Hij heeft zijn thematiek uitgebreid met wolken, zeegezichten en 'onschuldige' landschappen. En ook dat gaat hem uitstekend af, al schijnt hij tegenwoordig alleen nog met zijn linkerhand te kunnen schilderen. Dat is tenminste te lezen in een tekst van Cherry Duyns, zijn vriend met wie hij 25 jaar lang 'Herenleed' op de VPRO bracht. Dat was ook een esthetisch fraai werkstuk dat ergens over leek te gaan, hoewel nooit helemaal duidelijk was waarover. Menselijke verhoudingen, de moeizame communicatie tussen heren, absurde formaliteiten die het leven verstikken. Ik keek er altijd graag naar.
En Armando maakt ook sculpturen, zo blijkt, van mens en dier, die me aan de schematische portretten van Dubuffet deden denken. En ook dit werk overtuigt. Hij is altijd al een dichter geweest.

Toch mis ik iets in zijn werk, iets dat hem boven het bewonderenswaardige zou hebben uitgetild. Een element dat hem voor mij tot een 'groot kunstenaar' zou hebben gemaakt. Vandaar die vraag. Een betekenisvol verband tussen vorm en inhoud. Banaal gezegd: diepgang. Een vorm van intellectuele ontroering, een onverwachte, lucide blik op de wereld. Ik mis een, om het in zijn geliefde en tegelijk demonstratief verafschuwde gehate Duits te zeggen: 'Aha-Erlebnis'. In het verleden heb ik bij Armando zelfs weleens het gevoel gehad dat hij een poseur was. Dat gedoe met het oorlogsverleden leek me te veel een alibi om zich te kunnen uiten.

Gelukkig is de oorlog - zo lijkt het - in zijn nieuwe werk afwezig, wat ruimte schept om te genieten van zijn meesterschap en een onbenoembaar Armando-levensgevoel. De tentoonstellingsmakers willen ons doen geloven dat dat 'melancholie' is, maar ook dat geloof ik maar half. Nee, dat het onbenoembaar is en door Armando ook niet van een suggestieve titel voorzien, dat maakt het misschien intrigerender dan zijn vroegere werk.
Een groot schilder is hij zeker.

p.s. de titel van de expositie begrijp ik ook niet, maar hij werkt wel.



vrijdag 5 oktober 2012

Magistraal

Ik geef het niet graag toe, maar het nieuwe Stedelijk, bijgenaamd 'de badkuip', is werkelijk prachtig. Nee, subliem. Onovertroffen. Een Groot Gebaar. Eindelijk! Een museum dat op kan tegen al die prestigeprojecten in Parijs, Barcelona, New York. Wat kan het schelen dat er twintig jaar over gesteggeld is en talloos veel miljoenen in gestoken zijn, als het zo'n resultaat heeft opgeleverd? Amsterdammers klagen altijd overal over, en ik ben onderhand ook een echte Amsterdammer, maar hier valt niks over te klagen.

Het begint al met dat ongelooflijke gevoel van ruimte en licht als je binnenkomt. Nee, eerder, al met dat bevoorrechte gevoel als je onder dat reusachtige afdak staat en je ziet hoe het daarbinnen zoemt en gloeit. De architect, die ik vanwege zijn bloempotkapsel altijd een beetje heb gewantrouwd, heeft zijn Magnum Opus afgeleverd, iets waarvoor hij tot in de eeuwen herdacht zal worden.
Het lijkt afgezaagd, zo'n confrontatie van iets straks en nieuws met een oud gebouw, maar hier is het zo subtiel, stijlvol en liefdevol gedaan, dat ik alleen hulde kan brengen. Je moet echt toegeven dat de oude achtergevel mooier dan ooit schittert binnen het nieuwe gebouw, als een oud lijk van een douarière die door een makeover plotseling weer straalt als een jonge godin. En dat met minimale ingrepen..

De roltrap is magistraal. Er komt geen eind aan de witte zalen, je voelt je in een ruimteschip van Matthew Barney. De kunst is voorbeeldig uitgelicht, en er is zoveel. JA, ik ben flabbergasted. Je krijgt het gevoel dat ze weer geheel actueel zijn bij het Stedelijk, niet eenzijdig, oog hebben voor de hele kunst, van nu en toen. Ze hebben alles, lijkt het. Ineens zie je ook hoeveel het Stedelijk eigenlijk altijd al heeft gehad, en hoeveel er in al die jaren ten onrechte verborgen is gehouden in de depots door de Beerens en Fuchsen van toen. Zoals die boot vol witte fallussen (en twee pumps) van die Japanse kunstenares. Of die reusachtige ballon. Dat paste niet in het saaie, preutse, strakke kader van de mannetjes. Maar de Amerikaanse directrice heeft het allemaal weer opgedolven. En The Beanery is er ook weer. En al die andere bekende stukken waarvoor je vroeger al naar het Stedelijk ging.

Het enige, want ik moet ook wat te zeiken hebben, het enige jammere is dat het nu zo ontzettend chique is dat ik me er, als armoedzaaier, bijna misplaats zou voelen. Zoals dat wonderschone café waarvoor je door een meisje een plaats toegewezen moet krijgen... daar loop je niet zomaar even meer naar binnen met je flesje bier.
Maar daar wennen we wel aan.